Image
Kind met familieleden

Samenvatting

De eerste 1.000 dagen van een kinderleven (van conceptie tot 2 jaar) zijn cruciaal voor de gezondheid en het welzijn van kinderen tijdens die eerste periode, maar ook gedurende de rest van het leven. In deze periode wordt de basis gelegd voor de lichamelijke, psychische en sociale ontwikkeling. Met de informatie uit deze speciale uitgave kunnen professionals, beleidsmakers en bestuurders in gesprek gaan over de manier waarop we nog meer kinderen een kansrijke start kunnen bieden.

Met de meeste Utrechtse jonge kinderen gaat het goed

Bij de meerderheid van de 0- t/m 2-jarigen heeft de JGZ geen zorgen over hun ontwikkeling. In vergelijking met de andere drie grote steden en landelijk gaat het beter met Utrechtse kinderen, zowel voor als direct na hun geboorte. Ook zien we de afgelopen jaren een aantal positieve ontwikkelingen: het percentage vroeggeboortes en/of te laag geboortegewicht is gedaald, het percentage gevaccineerde 2-jarigen lijkt licht toe te nemen, er wordt minder vaak in huis gerookt en het percentage vrouwen dat tijdens de zwangerschap rookt neemt af.

Ongeveer 2500 Utrechtse jonge kinderen lopen risico in hun ontwikkeling

Ongeveer 2500 0 t/m 2-jarige kinderen in Utrecht worden door de JGZ met extra aandacht gevolgd. Dit is 18% van alle kinderen in deze leeftijdscategorie. Bij hen is er vaker sprake van stapeling van risicofactoren. Risicofactoren kunnen aanwezig zijn in het sociale domein (bv. eenoudergezin of werkloosheid), in het ontwikkelingsdomein (bv. ontwikkelingsproblemen of taal-/spraakstoornis) en het kan gaan om gezondheidsproblemen bij gezinsleden of risicofactoren rond de zwangerschap en bevalling (bv. vroeggeboorte of ongewenste zwangerschap).

Een hele belangrijke risicofactor voor de ontwikkeling van een kind is stress bij de ouders.  22% van de ouders geeft aan stress te ervaren, voornamelijk door werk, opvoeding en gezondheid. De coronatijd geeft extra stress, angst en depressieve gevoelens, met name voor gezinnen die al in een kwetsbare situatie zaten. Verder zijn de meeste ouders gezond, al geeft ruim één op de tien aan in het dagelijks leven beperkt te zijn door de eigen gezondheid.

Er zijn grote verschillen tussen kinderen naar opleidingsniveau van hun ouders, migratieachtergrond en wijk waar ze opgroeien

Er zijn grote verschillen naar opleidingsniveau van ouders en in mindere mate ook naar migratieachtergrond van kinderen. Bijvoorbeeld verschillen in de kans op stapeling van problematiek, een achterstand in de spraak-taalontwikkeling van kinderen, overgewicht bij kinderen, roken in huis door ouders en steun uit het sociale netwerk voor ouders. Deze verschillen zijn over het algemeen in het nadeel van kinderen van ouders met een lage opleiding of kinderen met een migratieachtergrond (vooral een niet-westerse migratieachtergrond).

Kinderen in Overvecht en Zuidwest hebben een kleinere kans op een goede start. Kinderen in deze wijken groeien vaker op in armoede, hebben vaker op jonge leeftijd al overgewicht en hebben vaker ouders die roken. In aansluiting hierop is het buurtteamgebruik hoger in deze wijken dan in Utrecht gemiddeld.

Belangrijk aandachtspunt is dat gezondheidsverschillen toenemen naarmate kinderen ouder worden. We zien op 2- en 3-jarige leeftijd al verschillen in overgewicht naar opleiding en migratieachtergrond en deze verschillen worden groter in de basisschoolleeftijd. Dit onderstreept het belang van investeren in de eerste 1.000 dagen van kinderen.

Kinderen in armoede, die een ernstige stressor in het gezin hebben meegemaakt of die ouders hebben in een kwetsbare situatie lopen meer risico in hun ontwikkeling

De volgende risicofactoren zijn voor de JGZ belangrijke redenen om kinderen met extra aandacht te volgen: armoede, het meegemaakt hebben van een ernstige stressor in het gezin, ouders die naar Nederland zijn gevlucht en ouders met een psychische aandoening, een verslaving of verstandelijke beperking. Aandacht voor kinderen in deze gezinnen is extra urgent tijdens de coronacrisis, omdat kinderen en gezinnen in kwetsbare situaties hierdoor over het algemeen zwaarder geraakt zijn.

De helft van de kinderen die een risico loopt in hun ontwikkeling heeft ouders met een hoge opleiding

Ondanks hun lagere kans hierop zijn er ook onder kinderen van hoogopgeleide ouders kinderen met een risico voor hun ontwikkeling. Aangezien in Utrecht 78% van de ouders een hoger opleidingsniveau heeft, vormen de kinderen van deze ouders de helft van de groep Utrechtse kinderen in een kwetsbare situatie. De stapeling van risicofactoren is bij kinderen van deze ouders vaak minder complex dan bij ouders met een lage of middelbare opleiding, omdat deze zich vaak beperken tot één domein.

Het sociale en professionele netwerk rondom ouders is heel belangrijk

Driekwart van de ouders van jonge kinderen vraagt om hulp en advies bij de opvoeding. Naast familie en vrienden, zijn de jeugdgezondheidszorg, kinderopvang en huisarts belangrijke bronnen van ondersteuning.

Luisterend naar moeders in kwetsbare situaties, blijkt dat zij onvoldoende sociale steun van hun partner, familie en vrienden ervaren. Daarnaast hebben zij behoefte aan een betere aansluiting van de bestaande zorg.

Aan alle ouders wordt verloskundige zorg en jeugdgezondheidszorg aangeboden. De meesten gebruiken dit ook. Zorg van het buurteam, jeugdzorg of andere specialistische zorg is beschikbaar als nodig. Bij verminderde taalvaardigheid is voorschoolse educatie beschikbaar. Deelname aan voorschoolse educatie is afgenomen van 89% in 2017 naar 67% in 2020. Verder is bij zo’n 850 0- tot 2-jarigen contact geweest met een buurtteam Jeugd en Gezin in 2020; in Overvecht, Kanaleneiland en Lunetten vaker dan in Utrecht gemiddeld. Aanvullende jeugdhulp komt bij 0- tot 2-jarigen nog weinig voor. 26 0- tot 2-jarigen zijn in 2020 uit huis geplaatst.