Image
Kinderen spelen in een fontein in de wijk Leidsche Rijn

Thuis en school

Samenvatting

Jeugd

  • Ongunstige ontwikkelingen in ervaringen op school
  • Met de meeste kinderen en jongeren gaat het goed thuis
  • Jeugd in een eenoudergezin of gezin met co-ouderschap hebben vaker negatieve ervaringen thuis en op school

Jongvolwassenen

  • 80% van de jongvolwassenen ervaart de relatie met hun ouders als positief
  • Bijna vier op de tien jongvolwassenen ervaren door de coronacrisis meer spanningen thuis
  • 60% van de Utrechtse mbo-studenten ervaart (heel) veel steun van leraren
Wat houdt het in?

Thuis en school hebben invloed op gezondheid

Een fijne en veilige thuis- en schoolsituatie kunnen de gezondheid beïnvloeden. De relatie met de ouders, lekker in je vel zitten op school en gepest worden zijn hier voorbeelden van. Ook kan de gezondheid invloed hebben op de concentratie en leerprestaties van leerlingen. Jeugd die zich goed voelt, leert beter. 

Cijfers over jeugd

Ongunstige ontwikkelingen in ervaringen op school

Er zijn meerdere negatieve ontwikkelingen in ervaringen op school onder de Utrechtse jeugd. In het najaar van 2023 geeft 63% van de kinderen uit groep zeven en acht van het basisonderwijs in Utrecht aan graag naar school te gaan. In 2019 ging 68% van kinderen graag naar school. Jongeren geven ook minder vaak aan school leuk te vinden. 44% van de jongeren uit de tweede en vierde klas van het voortgezet onderwijs in Utrecht vindt school (hartstikke) leuk. In 2021 was dit 52%. Daarnaast stijgt bijvoorbeeld het percentage kinderen en jongeren dat aangeeft gepest te worden op school. Lees hier meer informatie over inclusie en veiligheid. Ook ervaren kinderen vaker geen goede relatie met de leerkracht in vergelijking met eerdere jaren.

Met de meeste kinderen en jongeren gaat het goed thuis

95% van de Utrechtse kinderen voelt zich thuis gelukkig. Meer dan negen op de tien kinderen kunnen met hun ouders praten als ze ergens mee zitten. 78% van de jongeren vindt dat hun ouders veel tijd met hen doorbrengen.

Jeugd in een eenoudergezin of gezin met co-ouderschap hebben vaker negatieve ervaringen thuis en op school

Kinderen en jongeren die opgroeien in een eenoudergezin of afwisselend bij hun vader en moeder wonen (co-ouderschap) hebben vaker negatieve ervaringen thuis en op school dan andere jeugd. Ze hebben bijvoorbeeld vaker concentratieproblemen op school en brengen minder vaak veel tijd door met hun ouders dan jeugd die bij beide ouders wonen. Onder jongeren geldt daarnaast dat vmbo- en havo-leerlingen vaker negatieve ervaringen op school hebben dan vwo-leerlingen. 12% van de vwo-leerlingen vindt het bijvoorbeeld zinloos om naar school te gaan. Dit is 20% onder havo-leerlingen en 28% onder vmbo-leerlingen.

Infogram URL

Meer cijfers over thuis en school

Kijk in de open data van Utrecht in Cijfers voor meer cijfers over thuis en school bij Utrechtse kinderen en jongeren.

Cijfers over jongvolwassenen - thuis

80% van de jongvolwassenen ervaart de relatie met hun ouders als positief

In het voorjaar van 2021 ervoer acht op de tien Utrechtse jongvolwassenen de relatie met hun ouders als positief. Jongvolwassenen zonder migratieachtergrond en jongvolwassenen die een vwo- of wo-opleiding volgen of hebben afgerond, ervaren de relatie met hun ouders vaker dan gemiddeld als positief. Ook jongvolwassenen die met leeftijdsgenoten wonen (bijvoorbeeld in een studentenhuis), ervaren vaker dan gemiddeld een positieve relatie met hun ouders.

Image
69% van de jongvolwassenen met een migratieachtergrond ervaart een positieve relatie met ouders.

Bijna vier op de tien jongvolwassenen ervaren door de coronacrisis meer spanningen thuis

In het voorjaar van 2021 heeft 38% van de Utrechtse jongvolwassenen door de coronacrisis meer spanningen thuis ervaren. Jongvolwassenen die bij hun ouders wonen, geven dit vaker aan (40%). Drie op de tien jongvolwassenen zeggen dat ze door de coronacrisis thuis beter met elkaar hebben leren omgaan.

De Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen in coronatijd

De Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen is voor het eerst in Utrecht uitgevoerd van maart tot en met juni 2021. Jongvolwassenen van 16 tot en met 25 jaar zijn via sociale media en hun eigen netwerk benaderd om de vragenlijst in te vullen. Ongeveer 1.900 Utrechtse jongvolwassenen deden mee. Het onderzoek is uitgevoerd in coronatijd, tijdens en kort na de tweede lockdown. In deze periode vond het middelbare onderwijs deels en het hoger onderwijs deels of zelfs volledig thuis plaats. Ook waren er andere beperkingen voor het dagelijkse en sociale leven. Deze beperkingen kunnen de resultaten hebben beïnvloed. Zie de pagina over het coronavirus voor meer gezondheidsinformatie.

Cijfers over jongvolwassenen - school

60% van de Utrechtse mbo-studenten ervaart (heel) veel steun van leraren

Zes op de tien Utrechtse mbo-studenten ervoer in het najaar van 2019 (heel) veel steun van hun leraren op school. Mbo-studenten van 18 jaar en ouder geven dit vaker aan dan 16- of 17-jarige mbo-studenten. Ruim driekwart van de mbo-studenten ervaart (heel) veel steun van klasgenoten. Mbo-studenten die bij beide ouders wonen en studenten die een niveau-4 opleiding doen, geven dit vaker aan.

Image
58% van de 16- en 17-jarige mbo-studenten ervaart veel steun van leraren. Bij 18 jaar en ouder is dit 65%.

Mbo-onderzoek in coronatijd

Het mbo-onderzoek is uitgevoerd in het kader van het YOUth Got Talent - Dynamics of Youth project van de Universiteit Utrecht onder studenten van drie mbo-scholen in Utrecht: het Grafisch Lyceum, Nimeto en ROC Midden-Nederland. Ongeveer 1.200 mbo-studenten vulden in het najaar van 2019 de eerste vragenlijst in tijdens een lesuur op school. In het voorjaar van 2020 namen ruim 600 van deze studenten opnieuw deel aan het onderzoek. In het najaar van 2020 vulden studenten van het Grafisch Lyceum en Nimeto nog een keer vragenlijsten in. In totaal hebben 400 studenten op alle meetmomenten de vragenlijst ingevuld. De tweede meting van dit onderzoek is dus uitgevoerd tijdens de eerste lockdown en de derde meting tijdens de tweede lockdown. Het onderwijs vond in deze periodes deels of volledig thuis plaats. Ook waren er andere beperkingen voor het dagelijkse en sociale leven. Deze beperkingen kunnen de resultaten hebben beïnvloed. Zie de pagina over het coronavirus voor meer gezondheidsinformatie.