Kansen voor de toekomst en zingeving dragen bij aan welzijn
Ondanks de problemen die deelnemers ervaren, zijn veel van hen toch positief over hoe het nu met hen gaat. Dit komt ten eerste doordat veel deelnemers hun problemen relativeren. Ze vergelijken hun huidige situatie met vroeger of met andere mensen. Daarnaast lijken deelnemers gewend aan dat er veel problemen zijn. Dit betekent daarentegen niet dat iedereen de huidige situatie accepteert. Sommigen hebben een plan om problemen op te lossen en hun dromen uit te laten komen. Ook helpt het hebben van leuk en zingevend werk, activiteiten of hobby’s.
Relativeren van problemen
Veel deelnemers lijken hun problemen te relativeren. Zij maken hun problemen kleiner in hun hoofd dan ze eigenlijk zijn. Bijvoorbeeld door hun huidige situatie te vergelijken met het verleden. Vaak gaat het nu beter dan toen. Daardoor voelen hun huidige problemen minder groot. Soms hebben ze nu minder problemen tegelijk dan eerst. Een aantal deelnemers zijn bijvoorbeeld dakloos geweest of woonden in een gesloten instelling. Daardoor zijn ze blij dat ze nu een dak boven hun hoofd hebben en een eigen plek om zich terug te trekken. Veel deelnemers zijn ook trots op wat ze hebben bereikt, bijvoorbeeld op het gebied van werk, omgaan met geld of (zelfstandig) wonen. Ook zijn veel deelnemers er trots op dat ze hebben doorgezet, ook al was het soms erg moeilijk. Toch hebben ze vaak nog steeds andere ernstige problemen.
“Als ik mijn jeugd en alles erbij moest tellen, dan zal ik de één-na-laatste rode smiley kiezen van algemene leven. Maar met hoeveel ik al bereikt heb […] zou ik toch mezelf, [mijn] leven nu een algemene gele smiley [geven].”
Andere deelnemers vergelijken hun situatie met die van anderen. Zij denken dat anderen meer of ergere problemen hebben dan zij. Daardoor lijkt hun eigen situatie minder ernstig.
“Ik ben blij met hetgeen wat ik heb, als ik kijk naar anderen. […] Als ik kijk naar mijn vrienden die ik vroeger had, daar gaat het gewoon slecht mee. Ze zijn het huis uitgezet, want ik zat in een wereld van verslaving, criminaliteit, et cetera. En sommigen, die zijn inmiddels ook overleden, omdat ze op straat terechtkwamen. Sommigen, die zijn ook hun vriendinnen kwijt, hun kinderen kwijt en dan mag ik niet klagen.”
Gewend aan problemen
Sommige deelnemers lijken gewend aan het hebben van veel problemen. Dit komt door alles wat zij hebben meegemaakt in hun leven. Veel van hen geven aan dat het goed met ze gaat, maar vertellen vervolgens over heftige gebeurtenissen die zij recent nog hebben meegemaakt. Bijvoorbeeld seksueel misbruik of het uithuisplaatsen van hun kind. Andere deelnemers denken dat het nooit helemaal goed met ze zal gaan door alles wat ze hebben meegemaakt. Zij vinden het normaal dat er altijd bepaalde dingen niet goed gaan in hun leven.
“Weet je wat ik denk? Het kan nooit helemaal goed gaan. Het kan echt nooit helemaal goed gaan. […] Er is altijd; er kan altijd wel iets zijn. Vooral als je een hele rugzak hebt en je hebt veel meegemaakt, dan kan het nooit helemaal goed gaan met iemand.”
Toch blijft de situatie van de deelnemers vaak een kwetsbare balans, ook al gaat het op dit moment redelijk goed met hen. Eén deelnemer vertelt bijvoorbeeld dat ze snel terugvalt in middelengebruik en depressieve gedachten als er iets naars gebeurt. Anderen geven aan dat goede en slechte periodes elkaar snel afwisselen.
“Ik ben wel heel tevreden. Maar soms, omdat je toch je ups en je downs hebt, voel ik mij ook weleens verdrietig of bedroefd. Ben ik ook weleens boos. Ben ik in staat om alles van de muur af te trekken, op de grond te gooien. […] Niet elke dag is rozengeur en maneschijn.”
Geen acceptatie van huidige situatie
Dat veel deelnemers hun problemen relativeren of eraan gewend lijken te zijn, betekent niet dat zij hun problemen hebben geaccepteerd. Sommige deelnemers vinden het moeilijk te accepteren hoe het nu gaat met hun leven. Eén deelnemer vraagt zich bijvoorbeeld continu af of haar leven beter was geweest als zij geen LVB zou hebben. Zij heeft het gevoel dat de LVB haar dromen in de weg staat.
“Ik ben blij dat ik hier kan werken en ik ben blij dat ik kán werken. […] Maar ja, ik vraag me altijd elke dag af van: wat had ik gedaan als ik alle opties had? Als ik iets anders had kunnen kiezen, was ik hier gebleven? Als ik kijk naar hoe blij mijn broer is met het werk dat hij gekozen heeft, denk ik van: ga ik dat ooit hebben?”
Het helpt daarom als deelnemers een plan hebben om hun dromen te bereiken en naar iets toewerken. Sommige deelnemers hebben bijvoorbeeld perspectief op ambulante begeleiding, een zelfstandige woning of samenwonen met een partner. Dat geeft hoop dat hun situatie in de toekomst beter zal worden.
“Over twee, drie weken ga ik verhuizen. Ik heb een nieuw huis gekregen. […] Dat heb ik zelf gekozen. Ik ben ambulant. Eén keer per week komt de begeleiding langs bij mij. […] Ik moet verder. Ik moet niet aan de buren denken maar aan mijn eigen leven, ik moet verder met mijn leven. Snap je. Dit is de tweede stap en bij de derde stap krijg ik mijn eigen huis.”
Sommige deelnemers hebben weinig kansen voor de toekomst. Zij vertellen over dromen die zij hebben, maar weten niet hoe zij deze moeten bereiken. Eén deelnemer wil bijvoorbeeld graag begeleid wonen, maar dit kan niet vanwege het woningtekort en omdat zij huisdieren heeft die niet mee mogen verhuizen.
“Soms denk ik wel eens: ik wil begeleid wonen. Dat je daar samen kan eten. Maar dan mag je weer niet je huisdieren mee. Dat is verboden. En je mag er dan één, begrijp ik. En bij sommige mag je niks. Vissen of een vogel, maar vissen en vogels hou ik niet van.”
Ook vertellen deelnemers over dromen die niet zijn uitgekomen en ook niet meer gaan uitkomen. Bijvoorbeeld een onvervulde kinderwens, een bepaalde carrière die ze graag hadden gewild, of een verre reis die ze niet kunnen betalen. Dit zorgt voor gevoelens als verdriet, frustratie of teleurstelling.
“Als kind wou ik altijd dierenarts worden, totdat ik erachter kwam: oh, ik heb een verstandelijke beperking, dus dat wordt hem niet. […] Ik weet niet of ik dit had gekozen als ik een opleiding, een andere opleiding had kunnen doen dan dit.”
Welke dromen hebben deelnemers voor de toekomst?
Veel deelnemers dromen van een leuke betaalde baan, een mooie woning en eventueel een partner, kinderen en/of huisdieren. Sommigen dromen van zelfstandig wonen, terwijl anderen juist op meer begeleiding hopen. Enkelen hopen (weer) met hun kind(eren) te gaan samenwonen. Sommige deelnemers willen graag meer vrienden of hun familie vaker zien. Anderen zouden misschien wel een opleiding willen doen. Of dromen ervan om een boek uit te geven of een eigen bedrijf te starten, zoals een kunstgalerie of een snackbar. Ook zijn er mensen die dromen van reizen, emigratie of veel geld.
Zingeving
Ook helpt het voor deelnemers om een zinvolle invulling van de dag te hebben. Fijn (vrijwilligers)werk, leuke hobby’s of het zorgen voor een ander worden vaak genoemd als dingen die goed gaan in hun leven. Ze vinden het fijn om iets te doen te hebben op de dag en iets bij te kunnen dragen.
“We gaan nou van die lichtjes [maken] met touwen en een sterretje […] voor lichtjesdag, voor mensen die kinderen […] hebben verloren. Of we maken knuffels voor kinderen, [voor in] het ziekenhuis [maken] we knuffels.”
Ook geeft een aantal deelnemers aan het leuk te vinden om onder de mensen te zijn en met collega’s samen te werken. Voor sommigen is het prettig dat collega’s ook een beperking hebben, omdat ze elkaar dan beter begrijpen.
“Maar als ik dingen niet snap, begrijp of je zegt wat tegen mij en dan raak ik helemaal uit m'n balans en dan kan ik heel boos worden, of gillen, of wat dan ook. En dat heb ik hier heel vaak. Mensen zijn dat niet gewend, die denken wel: alweer een gek, weer één die... Dus ik ben een beetje anders dan de rest wat in de flat woont. Dan moet je me maar net ook begrijpen. Als jij ergens met een beperking woont, die snappen je wel. Daarom voel ik me ook zo gelukkig op m'n werk, want daar is iedereen met een beperking.”
Wat voor activiteiten doen deelnemers?
Bijna alle deelnemers doen activiteiten op hun dag. Zij doen bijvoorbeeld betaald werk in een fabriek, vrijwilligerswerk in de groenvoorziening of creatieve activiteiten zoals kaarsen maken. Een aantal deelnemers zorgen voor een familielid of iemand uit de buurt. Daarnaast hebben veel deelnemers ook hobby’s waar ze blij van worden, vaak zelfs meer dan één. Veel van hen vinden het leuk om creatief bezig te zijn, zoals breien, haken, kleding maken of gedichten schrijven. Sommigen verkopen het gemaakte werk, zoals kaarten en handwerk. Andere hobby’s die werden genoemd, zijn tuinieren, bakken en klussen. Enkele deelnemers vinden het leuk om te sporten, zoals zwemmen, voetballen of fitness.