Sociaal netwerk en steun zijn beperkt
Bij veel deelnemers is het sociale netwerk heel beperkt. Sommigen hebben helemaal niemand bij wie ze terecht kunnen. Anderen hebben één of enkele vrienden of familieleden of zien de begeleider als sociaal contact. Veel deelnemers voelen zich eenzaam. Door het beperkte sociale netwerk ervaren deelnemers weinig sociale steun. Dit draagt er aan bij dat het moeilijk is om problemen op te lossen. Een aantal deelnemers heeft een groter sociaal netwerk. Bijna altijd bestaat dat netwerk uit familie die ook een vorm van mantelzorg geeft.
Beperkt sociaal netwerk
De meerderheid van de deelnemers heeft een (zeer) beperkt sociaal netwerk. Zij hebben weinig of geen mensen om zich heen bij wie ze terecht kunnen met een vraag of probleem. Een deel van hen heeft moeizaam of weinig contact met hun familie. Dit komt vaak door nare gebeurtenissen uit het verleden. Een aantal heeft het contact met hun familie compleet verbroken. Sommige mensen hebben helemaal geen vrienden. Zij zouden wel graag meer vrienden willen, maar weten niet goed hoe ze dit aan kunnen pakken. Zij gaan bijvoorbeeld wel naar werk of activiteiten waar ze mensen ontmoeten, maar tot echte vriendschap komt het niet.
“Ik zet dan de televisie aan, vooral 's ochtends als je opstaat. En dan zet ik hem aan en dan hoor je praten, anders is het zo stil. […] Ik zou wel wat meer vrienden willen, maar... Dat heb ik nooit gehad. Vroeger ook niet.”
Anderen hebben één of enkele vrienden, kennissen of buren waar ze bij terecht kunnen. Dit maakt het sociale netwerk van veel deelnemers erg kwetsbaar. Sommige mensen hebben maar één belangrijk sociaal contact. Zij maken zich zorgen wat er gebeurt als die persoon weg zou vallen.
“Soms ga ik naar m'n buurman, maar dat kan ik dus ook niet meer doen, want hij gaat verhuizen. Dus die ga ik heel erg missen. […] Als hij [de buurman] mij niet ziet, dan gaat 'ie zich ook zorgen maken van: ho, wacht effe. Dan pakt 'ie de sleutel en gaat die naar binnen kijken: waar zijn de hondjes? Waar is zij? En dan belt 'ie me van: hey, waar ben je? En andersom is precies hetzelfde.”
Eenzaamheid
Het beperkte sociale netwerk zorgt bij veel de deelnemers voor gevoelens van eenzaamheid. Bij een deel komt dit doordat zij weinig mensen om zich heen hebben om een praatje mee te maken of om samen dingen mee te doen.
“Dat je niemand om je heen hebt als je hier zit en zo. Soms kan het wel een beetje eenzaam zijn. […] Daarom wil ik ook in zo’n begeleid-wonen wonen. Dat ik dan meer ook gezamenlijk kan eten. Dat je gezamenlijk dingen kan doen en dat je niet zo alleen bent."
Anderen voelen zich niet begrepen door de (weinige) sociale contacten die ze hebben of kunnen niet goed bij hen terecht. Een aantal deelnemers hebben wel een partner, maar kunnen bij hen niet goed kwijt hoe het met hen gaat. Dat vertellen ze liever aan de begeleiding. Anderen voelen zich vanwege de LVB “anders” dan andere mensen en voelen zich daardoor alleen staan of buitengesloten.
“Mensen begrijpen mij niet. Dat is heel moeilijk af en toe. Blijkbaar staat er op mijn hoofd geschreven dat ik gek ben.”
Huisdieren bieden steun
Veel deelnemers ervaren steun en liefde van hun huisdieren. De dieren helpen tegen gevoelens van eenzaamheid, geven liefde en zorgen voor een activiteit op de dag, zoals de kattenbak schoonmaken of de hond uitlaten.
“[Mijn huisdieren] is mijn goud, dit is alles voor mij. Dat zijn mijn vriendjes, zij zijn alles wat ik heb. Ze geven me liefde. Ik geef ze terug. Dat kan je niet met een mens krijgen wat je met een dier hebt.”
Begeleider als sociaal contact
Bij een aantal deelnemers die weinig sociale contacten hebben, lijkt de begeleiding de rol van het sociale netwerk te vervullen. Deelnemers kijken uit naar het contactmoment met de begeleider zodat ze een praatje kunnen maken. Vaak hebben ze hoge verwachtingen voor het contact met de begeleiders, bijvoorbeeld over de duur en frequentie van het contact. De begeleiders kunnen deze verwachtingen niet altijd waarmaken.
“Ze [begeleider] komt een uurtje maar dat is te weinig. Want soms wil ik ook mijn verhaal kwijt, omdat een hele week heb ik soms niemand gebeld om te vertellen hoe het met me gaat. En dan als ze komen dan wil ik er toch over praten. Over hoe het de hele week is geweest.”
Sociale netwerk heeft vaak mantelzorgrol
Er zijn ook deelnemers met een wat groter sociaal netwerk. Vaak bestaat dit netwerk voor het grootste deel uit (pleeg)familie. In veel gevallen biedt de familie ook mantelzorg. Zij zijn bijvoorbeeld bewindvoerder of helpen met het huishouden, koken en de administratie. Ook helpen ze met problemen en geven ze raad. Sommige deelnemers leunen sterk op hun mantelzorgers. Enkele deelnemers maakt zich daarom zorgen over wat er gebeurt als hun familie weg zou vallen. Andersom heeft de mantelzorgende familie hier soms ook zorgen over.
“[Mijn moeder] helpt met dingetjes, ik weet het niet, ik vind dat moeilijk uit te leggen. […] Soms een bericht sturen, via de mail. Dat doet zij dan voor mij. [Mijn vader doet] de administratie, geldzaken en dat soort dingen. Het is echt mijn bewindvoerder, mijn vader. […] Omdat ik dat zelf te moeilijk vind, die telefoontjes. […] Vaak per e-mail, waar moeilijke woorden in staan.”
“Mijn ouders maken zich heel erg zorgen als ze weg zijn. Wie gaat er dan voor mij opkomen?”